Verhalen over de beste ooit...
Quicksilver S
.. en over Wagenaar sr. en jr.
(met dank aan "de Hippodromers")
Quicksilver S was een fenomeen, de beste ooit, voor velen het
paard van de eeuw. Als jong paard was hij wisselvallig en wispelturig,
maar gelukkig hebben ze hem hengst gelaten.
Toen hij in training kwam bij Jan Wagenaar sr. kwam de omslag. Die
twee verstonden elkaar en het werd als in een sprookje: Quicksilver
S was nauwelijks te kloppen en won totaal 142 koersen, een wereldrecord
dat nog steeds staat en niet te verbeteren lijkt. Zijn grootste
overwinning behaalde hij in de Grote Prijs der Lage Landen in 1964
als vijftienjarige! Als zeventienjarige nam hij afscheid met een
overwinning in de Revanche der Grote Prijzen op Mereveld.
Hij trok duizenden bezoekers naar de renbaan en er werd ontzettend
veel over het paard geschreven.
Hieronder staan drie artikelen uit die tijd. Dit is de beste illustratie
van de enorme populariteit van dit paard en de unieke verbintenis
van een man met een paard. Lees vooral de woordelijke teksten uit
de mond van Wagenaar senior en junior na het overlijden van Quick
in het derde artikel. Heel emotioneel!
Aan het einde van deze pagina twee stukjes over Quicksilver S uit
een artikel over Jan Wagenaar II in het paardensport maandblad BIT,
nr. 189 van november 2011.
Fantastisch mooie verhalen over een fantastisch paard!
1. ARTIKEL BIJ HET AFSCHEID VAN DE BAAN IN 1966:
QUICKSILVER VAN DE BAAN
tekst: Louwrien Wijerse (uit Panorama)
Quicksilver S draaft niet meer. Hij is te oud. Maar aanstaande
zondag zal deze sterkste Nederlandse draver - 141 overwinningen,
325.000 gulden - zijn klasse willen en moeten bewijzen door zijn
afscheid te vieren in de Revanche der Grote Prijzen op de baan van
Mereveld. Dan, na zondag, zal de hooghartige hengst voor vele dure
guldens gaan zorgen voor nieuw sterk draversbloed.
Het regent. Ongeïnteresseerd kijkt hij naar buiten. Daar dampt het
weiland vochtig. Op de achtergrond verschuilen de uitgestrekte bossen
van de Veluwe zich in de grijze neerslag.
Quick met zijn diepblauwe ogen.
"Er is me verteld," zeg ik, "dat u een ongenaakbare
oude heer bent." Met koele diepblauwe ogen observeert hij mij even.
Het zijn ogen die geen spot dulden. Fier staat bij rechtop. Hij
antwoordt niet, maar wendt zijn hoofd weer af naar het grauwe landschap.
Geen rimpel verraadt zijn ouderdom. Geen wit haar heeft zich in
zijn dos gewaagd. Zwart glimmend ligt zijn lange haar op het hoge
bruine voorhoofd. Dan plotseling: "U wilt dus een interview?" Om
zijn mond komt een geamuseerd trekje. Zoiets als: waarom eigenlijk?
Maak je toch niet zo druk. "U hebt een leven met grote verdiensten
achter u liggen. Daarover zou ik willen spreken, nu de tijd gekomen
is dat uw pensioen noodgedwongen een einde maakt aan uw carrière."
"Wat moet ik daaraan toevoegen? U kent de feiten. Ik ben de grootste.
Ik ben de Cassius Clay van de drafsport. Honderdeenenveertig maal
ben ik als eerste door de finish gegaan. Dat heeft geen ander ter
wereld gepresteerd. De belangrijkste overwinningen: vijf maal de
Grote Prijs van Nederland; drie maal nationaal kampioen van de dravers;
drie maal kampioen Nederlandse Paarden; twee maal het kampioenschap
van Nederland en eenmaal de Grote Prijs der Lage Landen.
Ik heb alles bij elkaar 325.000 gulden verdiend. Ook daarmee sta
ik hier bovenaan. Voorts heeft Prins Bernhard in hoogst eigen persoon
mij tot viermaal toe de Gouden Zweep overhandigd. Ik ben de eerste
die de Gouden Zweep mag houden."
"Men is altijd benieuwd naar het privéleven van grootheden," waag
ik weer te zeggen. Het geamuseerde trekje wordt nu puur ironisch.
Hij steekt van wal. "Eigenaardigheden wil men weten. Goed, noteer.
Ik slaap staande en ik zal staande sterven. Net als mijn grootvader
Judge Scott. Kent u hem? Ook een winnaar; een prijzendief. Maar
ik heb hem overtroffen. Hij is 31 geworden. Daarin zal hem misschien
niet overtreffen, want dat is vreselijk oud. Maar ik zal wel staande
sterven. Zo hoort het. Noblesse oblige." (het paard kreeg gelijk:
kijk verderop maar eens hoe hij aan zijn einde kwam)
"Voor elke wedstrijd laat ik me geweldig optutten. Dat brengt je
in een soort zorgeloze zaligheid. Ik laat mijn haar doen. Op m'n
voorhoofd laat ik het vlechten. Mijn billen zijn de enige billen
hier te lande, die voor elke wedstrijd in een keurig schaakbordpatroon
gekamd worden. Ik laat een blauwe kap op m'n hoofd zetten met twee
punten voor m'n oren en twee ronde gaten voor m'n ogen. Ik draag
mijn fraaie hoofdstel, waarop in koper mijn naam gegraveerd staat.
M'n hele lichaam blinkt als een goudhaantje. Dat vertoon ben ik
min of meer aan mijn image verplicht, nietwaar?"
Quick's billen door Annie Wagenaar in schaakpatroon gekamd.
"Bent u nerveus voor een wedstrijd?"
"Nee, ik ben nooit nerveus. Mijn vreemdste eigenaardigheid is dat
ik altijd win. En, misschien is dit ook aardig om te weten: na elke
overwinning snoep ik een hele rol pepermunt op."
"Wat eet u verder?"
"Ik ben erg kieskeurig met mijn eten. Mijn haver laat ik speciaal
uit Amerika komen. Het is de beste haver ter wereld, droog en hartig.
Verder biks, luzerne-hooi en wit hooi. Daarvoor heb ik ook een apart
adresje. Nee, dat geef ik niet prijs. Ik ben een matige eter. Vaak
wordt men op hogere leeftijd een veelvraat. Ik niet. Ik houd mezelf
onder controle."
"U hebt door uw grote bekendheid zeker veel vrienden gemaakt?" "Nee,
met mensen laat ik me niet in. Totdat ik zeker weet dat ze te vertrouwen
zijn. De eerste negen jaren van mijn leven heb ik volkomen geïsoleerd
geleefd. Afstand bewaren. Ik geloof ook dat ik daarin mijn grote
kracht heb gevonden. Als je mensen niet door en door kent, weet
je niet wat ze van je willen. Ik heb maar twee vrienden. Ik noem
namen. Iedereen mag dat weten. Het zijn mijn trainers Jan Wagenaar
en zijn zoon, in de wandeling Jonge Jan. Hen begrijp ik en zij begrijpen
mij. Dat is belangrijk."
"En uw eigenaar Joh. Smit uit Groningen?"
"De oude heer Smit ken ik nauwelijks. Jaren lang is hij naar elke
wedstrijd die ik liep, komen kijken. Tweederde van het geld dat
ik win, is voor hem. Maar het wond hem eigenlijk te veel op. Hij
werd er te oud voor. Hij is 84. Een paar jaar geleden heeft hij
zijn heup gebroken. Hij is nu erg slecht ter been. Als ik in Groningen
loop, wordt hij in een auto tot vlak bij de finish gereden. Dat
is wat ik van hem zie. Kennen doe ik hem eigenlijk niet. Ik heb
me ook nooit veel aan hem gelegen laten liggen. Ik ben een ongenaakbaar
heerschap."
Hij wendt zich af, schudt een paar maal snel met zijn hoofd en trekt
zich weer terug in een onaantastbare zelfverzekerdheid. Hij is wie
hij is. Ik Quicksilver S. De onverbiddelijke bestseller van de Nederlandse
drafbanen.
Een bestseller, want Quicksilver S is de lieveling van het publiek.
Ook aan de kassa's van de toto. Er is voor vele duizenden guldens
op hem gespeeld. Als Quicksilver S meedoet aan de koersen, vliegt
de omzet omhoog, zo weten de heren van de totalisator. Het publiek
is gewoon Quickziek. Vóór zijn koers overheerst in het gemompel
op de tribunes maar één klank; drie lettergrepen: Quicksilver, Quicksilver...
Quicksilver...
Dan verschijnt hij op de baan. Sierlijk stapt hij voor de sulky
uit. Mooi opgetuigd, met de blauwe kap, de geblokte billen en het
gevlochten haar. Pikeur Jan Wagenaar jr. leidt hem een paar maal
voor de tribune langs. De duizendkoppige menigte applaudisseert
verrukt. Men gaat schreeuwen: Q-U-I-C-K-S-I-L-V-E-R!! Q-U-I-C-K-I-E!
Zondag 30 oktober zal dat in Utrecht voor het laatst geroepen worden.
Die dag loopt Quicksilver S zijn laatste koers om de Revanche der
Grote Prijzen. De Stichting Nederlandse Draf- en Rensport heeft
een bepaling ingevoerd, die met ingang van 1 januari 1967 alle hengsten
van dertien jaar en ouder uitsluit voor draverijen. De paardenfokker
is ermee gebaat, die kan zo zijn jonge paarden ook de kans geven.
Maar het publiek wil er niets van weten. "Het is een rotstreek.
Ze doen het om Quick er uit te krijgen. Ze gunnen hem niet dat hij
wint," vindt men achter de hekken verontwaardigd.
De 22ste februari is Quicksilver S zeventien jaar geworden. Naar
mensenmaatstaven gemeten was dat zijn 74ste verjaardag. Een krasse
oude dus, die iedereen verbaast met de kracht die nog in zijn body
schuilt. Net zo kras als zijn eigenaar, die ook op 74-jarige leeftijd
zijn laatste koers reed. En ook iedereen verbaasde toen hij die
nog won ook. Dat is nu tien jaar geleden. Maar een paar weken terug
liet de heer Joh. Smit toch ook nog de 24-jarige verpleegster die
hem verzorgt, opbellen naar de manege in Groningen met de boodschap
dat men hem onmiddellijk met een auto moest halen; hij wilde weer
eens op de rug van een paard zitten. "Als ze me helpen opstappen,
dan rijd ik zo het bos in. Het zou goed zijn voor mijn pijnlijke
heupgewrichten," zegt de multimiljonair, eigenaar van drie strokartonfabrieken,
van een vlas- en aardappelhandel en eigenaar van Nederlands grootste
drafpaardenstal. Hele dagen zit de paardenliefhebber achter zijn
bureau in de herenkamer van zijn ouderwetse Groninger villa. Omringd
door ontelbare zilveren en gouden trofeeën, door hem en zijn paarden
gewonnen. De Gouden Zweep, die Quicksilver gewonnen heeft, hangt
tegenover hem aan de muur. Met een plastic bloem in de revers van
zijn klassieke kostuum gaat de heer Smit nog regelmatig naar zijn
54 paarden tellende stoeterij in Zuidhorn, waar die 22ste februari
1949 de 15-jarige Baroline - dochter van Judge Scott en de al even
bekende Française Tourterelle - het leven schonk aan een
welgeschapen mannelijke telg, die Quicksilver S(mit) werd gedoopt.
Het is een soort handelsmerk voor fokker Smit geworden, zijn paarden
de namen van vogels te geven. ("Ik sla er woordenboeken in allerlei
talen voor op.")
Kort na de geboorte doet Smit - zelf ook in Zuidhorn geboren - het
veulen voor 1800 gulden van de hand. Acht jaren hoort hij niet veel
goeds van zijn Quicksilver S. De hengst raakt in handen van vele
binnen- en buitenlandse trainers. Hij wisselt nog eens van eigenaar.
Hij wint weinig; verdient, wat men noemt, net zijn haver, meer niet.
Of hij nou in Duitsland, Frankrijk, België of in Nederland draaft.
Hij loopt slordig, maakt fouten en wordt vaak uitgeschakeld. Als
de achtjarige Quicksilver dan ook nog op de hengstenkeuring afgewezen
wordt, is dat voor zijn Wassenaarse eigenaar zo'n teleurstelling,
dat hij zo gauw mogelijk van hem af wil zijn. Zijn oude baas en
fokker koopt hem terug voor de somma van 5000 gulden. Weer verhuist
hij van trainer naar trainer. Weer moeten drie beroemde trainers:
Willem Geersen, M. Vergay en Bonne de Jong erkennen: "Ik krijg dit
paard niet aan het draven."
Hij is negen jaar als hij voor 42 gulden in de week in de kost komt
op het luxe entrainement - 20 ha grasland midden tussen de Veluwse
bossen - van trainer Jan Wagenaar sr. in Otterlo. Dan beginnen de
successen. Dan gaat Quicksilver S foutloze koersen lopen en winnen.
"Ik had het wel gedacht hoor," zegt in Groningen Smit vanachter
zijn bureau. "Quicksilver is een witte raaf, er zit kracht in zijn
glanzende body." "Ik wist dat Quicksilver anders is dan anderen,"
zegt in Otterlo Wagenaar senior bij de box van zijn lievelingspaard.
"Maar hij is ongezeglijk. Je moet hem aankunnen."
De kleine, gezette, in paardesportkringen als driftkop gevreesde
trainer: "Ik ben kort voor de kop, maar met paarden weet ik me in
te houden. Je moet een paard helemaal laten komen, zodat hij honderd
procent gewillig is. Een paard heeft karakter, denk daar goed om.
Als een paard raar doet, heeft dat zijn reden. Ik ben nooit kwaad
op Quick geweest. Slaan? Ben jij bedonderd! Ik sla niet. Een hengst
krijg je niet klein met een zweep."
De bolknaksigaren verslindende Wagenaar praat hier midden op de
Veluwe nog steeds onvervalst Amsterdams. Daar is hij geboren. Op
negenjarige leeftijd zocht hij al handel om als oudste zoon uit
een gezin met acht kinderen zonder vader voor het eten te zorgen.
Brokken veen, uitgegraven op de Amstelkade, verkocht hij in de Jodenbuurt.
Later werden het blokken hout en nog later steenkolen. Toen hij
twaalf was, kocht hij zijn eerste paard. Een hit; die kostte hem
75 gulden. Hij kon het met vijf gulden in de week afbetalen. De
hit, die voor een eigengemaakte wagen stenen naar de nieuwbouw moest
brengen, stierf na zes weken aan koliek. Een roodschimmeltje, Corrie,
werd zijn opvolger. Nog tien jaar later had hij zijn eerste draver.
"Fräulein heette ze. Ze was wel driehonderd jaar oud, maar ze liep
zo hard, dat de politie er aan te pas kwam. Ik trainde met haar
op de Amsteldijk, en dat mocht niet." vertelt Wagenaar.
Hij kocht meer paarden: Queenie, Hardstein, Marie P, Anzelor, Absyrtus,
Welkom, Zora. Hij fokte en draafde. "Hard werken en geluk, dat moet
je hebben. Laat ze maar kletsen. We winnen veel. Doping verwijten
ze mij. Laat ze komen kijken hoe mijn paarden er uitzien. Leugens
vertellen ze. Doping, bah. Ik weet niet eens hoe het spul er uitziet.
Het is nog nooit in mijn huis geweest. Werken, werken en nog eens
werken, dat is het hier in Otterlo."
Hij knipt een van zijn waterige turkooizen ogen veelbetekenend dicht:
"Ik kan wel zeggen dat ik er schatrijk aan geworden ben. Voor de
omzetbelasting word ik op 30.000 per jaar getaxeerd om maar een
voorbeeld te noemen.
Van de 54 paarden die hier lopen, zijn er 24 mijn eige."
En tegen Quicksilver, die ongedurig in een hoek van zijn box staat:
"Quickie, Quickie kom es hier. Quick is mijn beste, mijn allerbeste.
Hij heeft het verstand van een mens. Als ik bij hem ben, bedaar
ik meteen. Er gaat rust en kracht van hem uit."
Oude Jan en Jonge Jan zijn Quicksilvers vrienden. Met Jonge Jan
rijdt hij. Met hem vecht hij voor hun beider eer. Met Oude Jan heeft
hij een andere verhouding. 's Avonds om tien uur in de donkere stille
stal staan ze te vrijen.
Jonge Jan rijdt hem al acht jaar naar de finish. Jan Wagenaar jr.
is Nederlands toppikeur. Als jongetje van zes was hij al stiekem
achter de hooischelven aan het harddraven. Een buurvrouw zag hem
bezig: "Klaar maken en op uw plaatsen," riep hij, en dan stoof hij
weg. In 1951 vroeg zijn vader al een leerlingenvergunning voor hem
aan. Die werd geweigerd omdat kleine Jan pas veertien was. Twee
jaar later maakte bij op Duindigt zijn debuut. Tien overwinningen
boekte hij als zestienjarige pikeur. Na een verloren rit kon hij
staan huilen bij de auto. En nu? Wagenaar jr. grinnikt: "Als ik
een koers heb verknoeid door mijn eigen stommiteit, dan grien ik
nog wel eens. "
Senior over junior: "Zoals Jan een koers bekijkt, dat is ongelofelijk.
Dagen tevoren zit hij er al op te studeren. Wie zijn de grootste
rivalen? Start hij aan de buitenkant of aan de binnenkant? Vóór
in het veld of achterin? Op papier heeft hij de koers al duizend
keer gereden. Als Jantje de baan op komt, klappen de mensen al.
Zo populair is hij."
Junior: "Het komt omdat ze weten dat ik voor een overwinning vecht."
In zijn rood/gele bloes, de kleuren van stal Smit, rijdt Jan jr.
Quicksilver S naar de startplaats. Er is geroepen en geklapt. De
spanning is voelbaar op de tribune van Alkmaar op 28 augustus. Men
mompelt: "Ik heb Quick in een trio gezet met Yonker Hanover en Alchimist."
Quicksilver S moet de maximum handicap geven. Tachtig meter achter
de anderen moet hij starten. De microfoon roept: "Klaar maken, op
uw plaatsen 1, 2, 3 af." Het publiek is stil. Negen paarden stuiven
weg. Nog vóór de eerste bocht heeft Quicksilver zijn achterstand
ingelopen. Hij komt midden tussen zijn rivalen. "Waar is Quick,
waar is ie," roept men achter de hekken. De rood/gele bloes van
Jan Wagenaar is niet te onderscheiden tussen de andere. "Hij zit
opgesloten. Hij komt er niet tussendoor." Voor de vierde maal draven
de paarden voorbij de tribune. "Hij komt er niet langs," schreeuwt
men. De oude Wagenaar zit gehurkt tegen een paal. "Ho Jan, je gaat
te hard," zegt hij zacht. Honderd meter voor de finish ligt Quicksilver
aan de kop naast Alchimist. Met een neusje verliest hij.
Bij de wagen waar Quicksilver gewassen, gewreven, geklopt en opgevrolijkt
wordt, loopt Jan Wagenaar jr. verloren rond. Een dichte kring mensen
verdringt zich om het populaire paard. Jan vloekt. De mensen stuiven
uiteen. Hij neemt het hoofd van Quicksilver tegen zijn borst. Hij
voert pepermuntjes en zegt: "Voor mij heb je gewonnen." Wild schuurt
Quicksilver zijn hoofd tegen de felgekleurde zijden bloes. Langs
zijn benen loopt het waswater wit naar beneden. Hij laat de jongens
met sponzen en trekkers begaan. Hij heeft alleen oog voor zijn pikeur.
Schuurt zijn hoofd tegen hem en legt zijn mond in de hand voor het
volgende pepermuntje. Samen gaan ze de vrachtwagen in. Jan jr. moet
de volgende koers rijden met Bramapoetra S. "Een beste," zegt hij,
"maar geen Quick, en dat kan ik er ook niet van maken."
In de benauwde duisternis van de veewagen staat het fenomeen Quicksilver
S te mediteren. "Wat houdt u bezig?" Hij knipoogt veelbetekenend.
"Ik ga een vrolijke oude dag tegemoet. Vrolijker dan vele pensioengerechtigden.
Er is veel waar ik nog niet aan toe gekomen ben. Daar in Otterlo
loopt een harem vriendinnetjes, die bidden en smeken om mijn genegenheid.
Die vrouwen willen wel, dat krijg je als je bekend bent.
Een Amerikaan bood me laatst 50.000 gulden; daarvoor zou ik uit
het puik der Amerikaanse vrouwen mijn keus mogen doen. Ik heb het
afgeslagen. Daar in Otterlo kan ik vooreerst een hele tijd mijn
gang gaan. Twee kinderen heb ik nu. Boy van Quick en Burnley Quick.
Maar het zullen er spoedig meer zijn. Zo hebt u een pensioengerechtigde
zeker nooit horen praten. Ook daarin ben ik een uitzondering. Ik
ben wie ik ben. Ik Quicksilver S, straks niet meer de onverbiddelijke
op de drafbaan, maar de vrolijkste vrijer van de Veluwe."
(einde artikel)
Naschrift: Als 17-jarige won Quicksilver S nog
6 van zijn 14 starts. Hij werd toen Kampioen der Nederlandse paarden, Kampioen
van Nederland, derde in de Gouden Zweep en sloot zijn carrière af
op 30 oktober 1966 met een gemakkelijke overwinning in de Revanche
der Grote Prijzen op de baan van Mereveld bij Utrecht.
Quicksilver S wint zijn afscheidskoers,
de Revanche der Grote Prijzen op Mereveld.
Tweede wordt C Alkestis van E (links) voor Z the Saint.
Hierna volgde een emotionele huldiging.
Na deze laatste koers leidt Jan Wagenaar sr. zijn
lieveling langs het publiek op de baan van Mereveld.
2. ARTIKEL BIJ HET OVERLIJDEN VAN QUICKSILVER S IN 1970:
MEERVOUDIG KAMPIOEN QUICKSILVER S OVERLEDEN
door E. BARKEY WOLF (uit De Telegraaf)
Otterloo - Gisterochtend is voor ieder onverwacht één van de grootste harddravers,
die ons land ooit kende gestorven: Ouicksilver S. Hij werd 21 jaar. In 1966 nam
Quicksilver afscheid van de haan, ongebroken na een ontzagwekkend lange koerscarriere,
die in het begin bepaald niet over rozen ging, maar vooral vanaf zijn achtste
jaar begon te groeien naar grote hoogte. En bij de meeste paarden is acht jaar
juist het punt van stilstand of beginnende achteruitgang.
Records
Quicksilver S heeft records gevestigd op alle mogelijke punten: Hij verdiende
320.000 gulden, brak met 142 overwinningen het officieuze wereldrecord en startte
in Nederland in totaal 465 keer. Drie maal was hij Kampioen van Nederland. Vijf
keer won hij de Grote Prijs van Nederland. Viermaal bracht bij - in successie,
en te beginnen in 1962 - de Gouden Zweep mee naar huis. Zijn eigenaar was de Groningse
industrieel Johan Smit, een paar jaar geleden overleden. Deze grote liefhebber
en fokker van paarden vermaakte Quicksilver S. aan Jan Wagenaar sr.
Sterke wil
Wagenaars naam is onverbrekelijk verbonden aan die van Quicksilver S. Er zijn
duidelijke overeenkomsten in de karakters van man en paard: beide uitermate sterk
van wil en zeer onstuimig. Jan Wagenaar sr. komt de eer toe Quicksilver S te hebben
ontdekt, op zijn achtste jaar. Weinigen zagen nog iets in deze draver, die op
die leeftijd min of meer moeizaam tot de betere klasse was opgeklommen, maar daar
toch zoveel tijd voor nodig had gehad dat er normaal niet gek veel meer te bereiken
leek. Bij Wagenaar - op diens nieuwe entrainement in Otterlo - begon hij ineens
onvermoede capaciteiten te tonen. Hij ontwikkelde zich in hoog tempo. Hij werd,
als men dat zo zeggen kan, een persoonlijkheid. Quicksilver S toonde zich bij
Wagenaar ineens een vorst en zonder de andere paarden te kort te doen, lieten
vader en zoon Wagenaar hem in zijn waarde. Ook in de koers begon hij zijn eigen
plan te trekken. En de Wagenaars, niet gewend zich door een paard te laten ringeloren,
lieten hem in zijn waarde. Aan Quicksilver hoefde niemand iets te vertellen over
het koerswezen. Hij kende zijn publiek. Hij kende zijn rechten. waarbij applaus
voor een overwinning hem zeer aansprak.
Bekroning
Daar kon hij werkelijk op wachten. Toen hij vijftien jaar was won hij de Grote
Prijs der Lage Landen. Wagenaar sr., als toeschouwer - want zijn zoon reed Quicksilver
toen - had het niet meer. Hij voelde dat die prestatie de kroon op zijn werk was,
dat hier zijn zoon en zijn paard iets unieks deden. En hij was al zo bijzonder
trots op beiden. Gisterochtend is Quicksilver voor het laatst gevoerd. Hij stierf
een paar uur later, waarschijnlijk heeft het hart het plotseling opgegeven. Hij
stierf in het grote, speciaal voor hem afgebakende, stuk land vanwaar hij een
overzicht had op alles wat zich op en om zijn terrein afspeelde.
(einde Telegraaf-artikel)
Quick met met junior en senior.
3. ARTIKEL NA HET OVERLIJDEN VAN QUICKSILVER S
QUICKIE WAS BIJ ONS GELUKKIG
Door Hans Smulders (uit Panorama nr. 25 - 1970)
Quicksilver S is dood en nu een echte legende. Hij won meer koersen
dan welk paard ter wereld ook en dat op een leeftijd waarop andere
dravers al lang met pensioen zijn. Zijn eigenaars Jan Wagenaar senior
en Jan Wagenaar junior, die het paard groot maakten, treuren. Hun
droefheid is zo groot, dat het lijkt alsof een dierbaar kind hun
plotseling is ontrukt.
Een dag na het overlijden, Annie Wagenaar: "Je kan nou onmogelijk
met mijn man praten. Onmogelijk! Hij loopt de hele dag te huilen.
Hij moet het nog even verwerken. 't Is ook zo onverwacht gegaan.
Echt Quickie, onberekenbaar. Laat het nou nog maar even, ik praat
er zelf niet met hem over. Het is een klap, alsof je een kind onder
een auto kwijt ben. En mijn schoonvader is helemaal niet te benaderen.
Die is kapot, die is helemaal kapot."
Twee dagen na het overlijden, Jan Wagenaar junior: "Hij liep de
hele dag lekker buiten in zijn eigen kampie. Hij was zo gezond,
hij had nooit wat, nooit verkouden, nooit hoesten, nooit sjaggerijnig.
Hij zag er uit als een achtjarige! Man, hij was nog steeds in topconditie.
Als hij 's morgens naar buiten kwam, gooide hij dartel zijn kont
omhoog en zijn voorbenen en dan hinnikte hij van plezier. Je had
zijn glanzende kleur moeten zien! De appeltjes lagen erop! Nee,
het is een rare gewaarwording.'
Jan senior: "Ja, jongen, we bennen hem kwijt, hij komt niet weder.
't Is dat jij hem in zijn leven ook zo geroemd heb, anders had ik
niet met je willen praten, jongen. Maar nou ie dood is, gun ik hem
de eer. Dat wil ik wel voor de Ouwe Man overhebben. Ik had nooit
kunnen denken dat we hem zo gauw moesten missen. Hij heeft mij zelfs
overleefd, kan je nagaan! Dat paard, jongen, dat paard was een Páárd.
Het is een unicum in de geschiedenis om zo'n paard te hebben. Natuurlijk
hebben we in ons land nog Anton. Natuurlijk! Maar met veertig meter
voorgeven kan ie het al niet meer. En dan start ie tien keer en
dan wint ie weleens één keer! Quick gaf ze zestig meter, tachtig
meter en hij won achtermekaar! Freund, die zei, je weet wel, Freund,
Freund uit Duitsland, kan je nagaan: Freund! die zei: Jan, ik wou
dat ik zo'n paard had! Dat zei Freund, moet je goed horen! Nee,
jongen, ik hield van dat paard en je kan lang praten en je kan kort
praten, het is gebeurd."
Junior: "Hij is eenentwintig jaar geworden en dat is niet oud te
noemen voor een paard van die kwaliteit. Ergens in de buurt van
Friesland staat een dekhengst van bijna dertig! En we zijn toch
voorzichtig met hem geweest. We lieten hem niet te veel dekken,
rustig aan. Want het geld interesseerde ons niet. Het dekgeld was
vijfhonderd gulden en het veulengeld ook nog eens vijfhonderd. Daar
hoefden we het niet voor te doen. In het seizoen van eind februari
tot begin juli dekte hij gemiddeld zo twee keer in de week. Dat
is weinig voor een hengst met die kracht. Nee, we hebben hem niet
lang mogen houden."
Senior: "Je gaat zitten denken, jongen, maar je komt er toch niet
uit. En ik heb hem toch niet te veel te eten gegeven. Ik wilde hem
niet te vet maken. Hij kreeg tachtig procent van zijn voer. Goéd,
speciaal voer. En hij dekte niet te veel, terwijl ik hem toch best
kon verhuren, hoor! Maar dat doe ik niet. Moet je goed horen, ik
laat dat paard toch geen tachtig merries dekken. Ja ik ben daar
een beetje mesjokke! Dan ben ik mijn Quickie kwijt, ik prakkezeer
er niet over. Ik heb het dekgeld nog verhoogd. Ik denk: Dan lopen
ze niet zo hard. Maar mooi dat ze nog harder liepen. Ja, wie wilde
er nou geen kind van Quickie! Ik heb zelf vijftien kinderen van
hem, maar ja, zo'n Paard krijg je natuurlijk nooit meer. Ouwe Quick
was een buitenbeentje en dat blijft ie voor mij. Altijd. Altijd,
versta je me goed? Altijd!
Junior: "lk was er gelukkig niet bij. Ik was nog thuis. Ik werd
opgebeld. Ze zeiden: Quick is niet goed geworden. En toen werd ik
al slap in de benen. Dat paard had nooit wat, nooit ziek, nooit
verkouden. Er was eens een influenza-epidemie. Alle paarden hadden
influenza, hoewel ze waren ingeënt. Maar Quick was niet ingeënt
en hij stond bij al die paarden en hij had niks! Ik racete in mijn
auto naar het entrainement en ik dacht al: Die is dood!
Hij moest die morgen een merrie schouwen. Je laat dan de merrie
aan de hengst zien en als ze dan parig wordt, is ze niet drachtig
en moet ze weer besprongen worden. Als ze niet parig wordt, is ze
drachtig. De knecht haalt Quick uit zijn box. Buiten gaat ie een
keer omhoog, hij begint verschrikkelijk te blazen, hij valt en hij
hinnikt nog twee keer en dan is het over. Volgens mij sloeg een
hoofdspier van zijn hart dicht. Ik kwam eraan rijden en ik zag hem
liggen in zijn kampie. Ze hadden een deken over hem heen gelegd.
Senior: "Was ik maar niet thuis geweest! Maar ja, jongen, ik was
wel thuis. Jan Boer en Gerard halen Ouwe Quick uit zijn box om een
merrie te schouwen. En Quick had zijn voer niet op! Hij had zijn
voer niet op! Hij kreeg van mij 's avonds om tien uur altijd nog
een lekker happie. Dat wou hij graag, dat vond ie lekker. Nog even
een lekker happie, 's avonds laat. Maar hij had zijn voer niet op!
Jan Boer denkt: Wat stapt die hengst hoog! Benauwd, hè, benauwdheid.
Hij begint te rillen en valt dood. Die jongens hebben gehuild, gehuild!
De veearts is geweest en ze hebben dekens over hem heen gelegd en
hij was al lang dood en ze waren hem nog aan het aaien. Nee, jongen,
ik hou van al mijn paarden en er gaan er wel meer dood en ik ben
van boven tot onder paardeman, maar Ouwe Quick dat was mijn kind.
Dat kan jij niet begrijpen, jongen. Maar moet je goed naar me luisteren:
toen Quick zestien was toen liep ie nog achttien. Hoor goed: achttien!!
Nou is ie dood."
Junior: "We hebben hem laten cremeren. We wouwen geen souvenirs.
Ergens bij Rotterdam kan je die paarden naar een slachterij brengen.
Dan gaat het vlees naar de dieren in Artis. Krijg je nog wat geld
toe. Daar vonden we Quickie toch te groot voor geweest. Dat beest
heeft zo verschrikkelijk veel voor ons gedaan, dat kan je niet gaan
voeren aan de dieren. Nee, we hebben onze herinneringen."
Senior: "Ze praten nou over een vergroot hart, maar volgens mij
kén dat niet. Ik zeg: Wat, een vergroot hart? Quicksilvertje liep
nooit van zijn hele leven voluit. Hij liep altijd maar negentig
procent van zijn top, meer was nooit nodig. Hij was nooit moe. Ik
rij ermee naar Zweden. Vierendertig uur rijden. Ik rij de koers,
ik win en ik rij weer dertig uur terug. En de volgende dag rij ik
in Nederland een koers en ik win weer. Wat een vergroot hart! Ik
was gisteren op de koers in Nootdorp en een man bood me een aardig
sommetje voor de vier voetjes van Quickie. Ik zeg: Quickie is verbrand,
jongen. Hij wou er natuurlijk mooie asbakkies van maken, van die
voetjes. Staat mooi op tafel. Een voetje van Quicksilvertje op tafel
als asbakkie! Nee, daar is Quickie te groot voor geweest.'
Poot uitgedraaid!
Junior: "Twaalf jaar hebben we dag en nacht met hem opgetrokken.
Dat is een lange tijd. Twaalf jaar bijna aan één stuk, want hij
heeft nog anderhalf jaar bij de ouwe Smit gestaan als dekhengst,
nadat ie afscheid van de koers had genomen. Dat paard was van Smit,
weet je nog wel, maar toen die doodging, hebben wij Quickie ge-orven."
Senior: "Moet je goed luisteren, jongen. Ik was jaren geleden al
stapelverliefd op Quickie. Dat was nog in de tijd dat ie af en toe
een koers won en dan weer drie maanden niks deed. Ik geloofde in
dat paard. Ik wou dat paard hebben. Na die omzwervingen van Quickie
in Nederland, België en Frankrijk kocht de ouwe Smit hem weer terug.
Ik geloof dat het Grotendorst uit Den Haag was, die toen eigenaar
was. Die kwam bij mij en die zei: Ik ben er eindelijk in geslaagd
die ouwe geldwolf van een Smit een poot uit te draaien. Ik zeg:
Hoezo? Hij zegt: Ik heb hem Quicksilver verkocht voor vijfduizend
gulden. Ik zeg: Jongen, doe me een plezier, koop hem terug voor
zesduizend, dan koop ik hem van jou voor 6500! Hij zegt: Jan, jij
bent gek, dat paard is geen moer waard! Toen belde Richard Bosma
van Smit me op en die zei dat Quickie bij Geersen zou gaan staan.
Ik zeg: Luister Richard, daar staat ie verkeerd. Want Geersen en
ik mochten mekaar niet zo erg. Maar hij ging toch een half jaar
naar Geersen en hij stond er verkeerd. En toen belde Richard me
weer op en die zei: Heb je morgen plaats? Ik zeg: Voor Quickie altijd!
Hij zegt: Hoe weet jij dat je Quickie krijgt? Ik zeg: Gefeliciteerd,
jongen, gefeliciteerd!"
Junior: "Ze hadden hem altijd te hard aangepakt. Ze hadden hem altijd
willen dwingen. Maar een paard met zo'n karakter, met zo'n trots
en met zo'n ijdelheid moet je in zijn waarde laten. Aan trainen
had ie een hekel. Wij trainden nooit met hem. Hij kon lekker de
hele dag in zijn kampie lopen en daar holde hij wat heen en weer.
Wij waren altijd lief voor hem. Ik kan niet uitleggen wat het is.
Hij deed voor mij en voor vader alles. Hij werd eens gereden door
een amateur. Hij deed niks! Maar je had eens moeten zien hoe hij
van start ging als mijn vader op de sulky zat! Want dat moet ik
wel zeggen: hij deed voor mijn vader nog meer dan voor mij!"
Senior: "Jongen, op de dag dat Quickie bij ons kwam, toen vonden
we mekaar. We vonden mekaar! Dat kan je niet uitleggen. Hij vond
mij en ik vond hem. En ik moet eerlijk zeggen: mijn zoon Jan heeft
hem het meest gereden, maar als ik op de sulky zat, dan knalde hij
van start. Dan had ie in tijd van een ogenblik zijn achterstand
van veertig, zestig meter ingehaald. Als de weerlicht."
Junior: "De eerste koers die we met hem reden was op Mereveld en
het was de bedoeling dat ie alleen mee zou lopen, zonder in de fout
te gaan. Maar ja, hij voelde zich lekker en liep gewoon op zijn
makkie en toen werd ie nog vier."
Senior: "Ik had tegen Jan gezegd: Hij moet vijf worden en laat hem
niet in de fout gaan. Maar ja, Quick liep gewoon leuk door en toen
werd ie drie. Ik zei tegen Jan: Dat had je niet moeten doen, jongen,
want ik heb gezegd dat je vijf moest worden! Maar ja, Quickie, hè!
Een week later zat ik op de sulky en moesten we tegen Theo Messidor
van Geersen. Dat zegt toch wel wat! Ik denk: Ik blijf gewoon bij
Theo rijden, ik zal wel zien. Maar bij de laatste bocht haalt Geersen
zijn been al uit de lus. Teken dat Theo op was! Quick bleef gewoon
doorlopen en ik heb Theo niet meer teruggezien. En Quick liep op
zijn gemakkie. Moet je luisteren, dat paard was toen al negen jaar!"
Junior: "Inderdaad, mijn vader en ik, maar vooral mijn vader, waren
de oorzaak van zijn successen. Wij hebben hem onklopbaar gemaakt.
Nou ja, wij vonden de manier waarop dat paard kon bewijzen dat ie
de beste van de wereld was! Er waren genoeg paarden, die even snel
konden lopen als hij. Maar dan hield je even in en dan gaf je weer
gas! Dan vielen de meeste concurrenten meteen af, want de meeste
paarden kunnen wel heel hard lopen, maar niet zo lang achter elkaar!
En als je dan nog een paar concurrenten bij je had, dan hield je
weer even in, een paar honderd meter, en dan gaf je voor de derde
keer gas. Nou, meestal was er dan niemand meer te zien! Het was
net een machine, een auto, die Quick! Je kon drie keer gas geven.
Dat was iets enorms. Hij vermoordde ze allemaal op zijn kracht."
Senior: "Quicksilvertje was ambitieus en trots. Jongen, als ie maar
kon vertrekken met een achterstand, dan zat je goed. Hij kon het
niet hebben dat er paarden vóór hem liepen. Dan knalde hij er tussenuit.
Moet je luisteren: tachtig meter voor geven en dan nog met veertig
meter voorsprong winnen! Dat kon Quick! Hij was alleen moeilijk
in de kampioenschappen. Want dan ga je met alle paarden gelijk van
start! Hij lag dan meteen voorop en dan wilde hij de rem erop gooien.
Dan vond ie er niks meer aan. Je had dan de grootste moeite om hem
te laten winnen. Maar als je tegen dezelfde paarden liep en je begon
met een achterstand, dan reed ie er binnen de kortste keren overheen!
Jongen, dan had je moeten zien hoe hij zich voelde als hij gewonnen
had. Dan liep ie met zijn hoofd omhoog en trots stappend met zijn
benen en als de fotografen eraan kwamen hollen, hield ie even halt
voor het plaatje! Karakter had ie. Hij kon tegen zijn verlies! En
dat is karaktervol als je wereldrecordhouder bent met 142 overwinningen.'..
Junior: "Wij begrepen hem. Wij voelden hem aan, wij lieten hem zichzelf
zijn. Als we naar de koers gingen, dan wilde hij nooit in de auto.
Dan ging hij er dwars voor staan. Wij deden dan net of we dat niet
in de gaten hadden en dan ging hij naar binnen. Als hij 's avonds
zijn box in moest, wilde hij altijd nog een klein happie gras nemen.
Dat vond ie lekker, een lekker happie vers gras mee naar binnen
nemen. Maar als je hem wegtrok, dan legde hij zijn oren in zijn
nek en dan keek hij je fel aan, alsof ie zeggen wou: Dat moet je
niet doen, makker, dat moet je niet doen!"
Huu,Quick!
Senior: "Roodkapje, jongen, roodkapje. Daar heb je niks mee te maken,
waar ik met Quickie over praatte. Dat is tussen mij en Ouwe Quick.
Maar ik wil je wel dit zeggen. Ik wou Jan Dooyeweerd een keer laten
winnen, want wij kwamen zat aan de beurt. En Jan reed ook mee, mijn
zoon, en die moest afhaken, maar hij riep: Huu, Quick! En toen won
ik toch nog. Want als je "Huu, Quick!" in de race riep, was ie niet
meer te houden.
Junior: "De verhouding die er was tussen mijn vader en Ouwe Quick,
dat kan je niet uitleggen. Ik geloof dat Quickie in mijn vader zijn
gelijke gevonden had, zo iets. In ieder geval had Quick ontzag voor
mijn vader en vertrouwen. Hij moest een keer naar de tandarts. Ze
konden hem daar met tien man niet binnen krijgen. Mijn vader moest
erheen en die praatte even met hem en toen ging hij meteen achter
hem aan en zonder dat ie een kik gaf hebben ze toen een stuk van
een te ver doorgegroeide kies geknepen."
Senior: "Ik hield van dat paard, jongen. En hij heeft zoveel voor
ons gedaan. Hij was vijftien toen ie de Grote Prijs der Lage Landen
won. Vijftien jaar! Ze noemden hem niet voor niks toen al een legende,
een fenomeen, een koning, de keizer van de banen! Als je zo'n paard
hebt, jongen, en dat paard gaat dan dood... Ik heb altijd nog gehoopt
dat ik met hem nog eens een nieuw Quickie zou kunnen fokken. Dat
heb ik altijd gehoopt."
Junior: "Henri Buitenzorg, daar heb ik een klein hoopje op. Dat
kon weleens de opvolger van Quicksilvertje worden. Hij is pas vier
jaar en nu al een topper. Maar je weet het nooit. Fokken is gokken."
Etter van een knol
Senior: "Henri Buitenzorg. Ben je belazerd! Dat is een etter van
een knol. Dat zeg ik, jongen, een etter van een knol! Nee, Boy van
Quick, die kon het weleens worden. Dat is een kind van Quick, met
het karakter van zijn vader. Liever, dat moet ik toegeven, liever.
Maar dat is een paard met het ware draverskarakter. Die zegt: Goeiemorgen,
baas, hoe hard motten we! Mot je luisteren: wij zijn de topfokkers
van Nederland geworden en als je dan een knol hebt als Henri en
die maakt nog steeds van die rotfouten, dan ga je toch af! Maar
Boy van Quick. Als je een koersepaard wil hebben, ahaaaah! Ik geef
toe, ik heb Boy verkeerd opgevoed. Ik ben fout geweest. Ik ben te
lief voor hem geweest. Ik was te gek op hem. Ik was als een opa
voor zijn kleinzoon voor hem. Niemand mocht aan hem komen. Ik hing
hem suikerklontjes in zijn haar. Dan kon ie lekker likken. Kijk,
dat mot je niet doen."
Junior: "Het is onbegrijpelijk. Hij liep als een veulentje door
zijn kampie. Geen vogeltje mocht in zijn box zitten. Dat kon meneer
niet hebben. Meneer had te veel karakter om iets anders in zijn
box te velen. Ja, nou is ie dood en weg. Ik kan het nog steeds niet
geloven. Ik heb te veel met hem gezegevierd om te kunnen geloven
dat ie nou dood is."
Senior: "Er zei eens iemand tegen mij dat Quick Bruno niet kon kloppen.
Ja, dat zei eens iemand! Ik zeg: Jij mot eens goed luisteren, Jongen.
Quickie loopt Bruno er met dertig meter uit of wil je veertig hebben! O zo, zulke dingen laat Jan Wagenaar zich niet zeggen. Nooit!
Maar ja, het is misschien maar beter zo. Stel je voor dat Quick
in de ziekenstal had gemoeten. Dat ie oud en gebrekkig geworden
was. Je had dat paard toch nooit laten afmaken! Dat had je nooit
over je hart kunnen verkrijgen. Nee, eigenlijk is het een fijne
dood voor hem. 's Morgens vroeg in de zon, ineens. Maar gadverdamme,
het had van mij best pas over tien jaar mogen gebeuren. Weet je
wat het is? Ik ben met dat paard gelukkig geweest. Dat paard is
bij mij gelukkig geweest. Dat is het eigenlijk."
(einde artikel)
Naschrift: De wat vervelende opmerking van Wagenaar
senior over Henri Buitenzorg ("etter van een knol") komt in een
bijzonder perspectief als je beseft dat de man een jaar later aan
een hart-aanval is overleden op de baan van Mönchen-Gladbach tijdens
een koers van Henri (gereden door junior), waarbij het niet naar
wens ging.
Quick klopt Theo Messidor in de Gouden Zweep 1962.
Onderstaand twee stukjes over Quicksilver S uit een artikel over
Jan Wagenaar II in het paardensport maandblad BIT, nr. 189 van november
2011.
Tekst: Bram Hulzebos
Het regent pijpenstelen. Eén tel buiten en je bent nat tot op je
ondergoed. Jan kijkt door een kier langs de staldeur naar buiten.
Quicksilver S staat nog buiten. Het paard moet naar binnen. De nog
jonge Jan vouwt een lege voederzak van jute over zijn hoofd en trekt
een sprint naar het kampje waar de legendarische draver staat. Altijd
als Quicksilver uit het kampje wordt gehaald, blijft hij even staan
om een hap gras te nemen, iedere dag. Dit keer heeft Jan haast,
hij wil Quicksilver snel op stal hebben, maar Quicksilver staat
stokstijf stil. Als Jan door wil lopen, voelt hij een hap in zijn
kraag. „Als ik die jute zak niet over mijn hoofd had gehad, dan
was het heel anders afgelopen", zegt Jan Wagenaar. „Hij moest en
zou een hap gras."
............
De Wagenaars hebben veel buitengewone dravers in hun stal in Amsterdam
en later in Otterlo gehad; de in 1949 geboren Quicksilver S spant
de kroon. Aanvankelijk leek Quicksilver S niet bepaald in de wieg
gelegd voor een glanzende koerscarrière. Hij maakte fouten, blesseerde
een spier, werd als dekhengst afgekeurd door de hengstencommissie
en was nogal pittig in de omgang. „Mijn vader had hem al wel zien
lopen, toen hij nog lang niet bij ons stond. Hij zag al dat hij
niet wilde trainen. Hij zei: "Als dat paard bij mij op stal
komt, dan doe ik hem andere ijzers onderen zet ik hem in het land.
"Mijn vader was een ongelofelijk goede paardenman." Zijn eigenaren
kregen zo langzamerhand de buik vol van Quicksilver. De resultaten
hielden niet over en hij vertoonde lastig gedrag. Zijn fokker, J.
Smit uit Groningen, kocht de hengst in 1957 terug en bracht hem
onder bij vader en zoon Wagenaar in Otterlo. Vader Wagenaar deed
precies wat hij eerder al had aangekondigd. Hij zette andere ijzers
onder de hoeven van Quicksilver S en maakte een lange, rechthoekig
wei pal naast de lange zijde van de trainingsbaan. Quicksilver liep
vrolijk mee met de andere paarden die daar voor de sulky werden
getraind. Zo hield de karaktervolle draver zijn conditie op peil,
zonder dat hij het gevoel had aan het werk gezet te worden. De trainingsarbeid
die voor andere dravers dagelijkse kost was, werd Quicksilver niet
opgelegd. Na verloop van tijd kreeg Quicksilver S plezier in het
koersen. Eindelijk begreep hij de mensen. „Nee", reageert Wagenaar
verontwaardigd, „eindelijk begrepen de mensen hém. Hij kon al heel
jong heel hard. Je moet een paard niet beledigen." Quicksilver S
beloonde zijn nieuwe trainers en rijders voor hun geduld en inzicht.
Hij won vier keer de Gouden Zweep, op vijftienjarige leeftijd veroverde
hij de Grote Prijs der Lage Landen, drie keer behaalde hij het Kampioenschap
van Nederland en de Grote Prijs van Nederland. Een sensatie. Vaak
begon het publiek al te juichen als het paard voor de eerste keer
langs de tribune stoof. Tegen de tijd dat het paard een ronde later
over de finish kwam, was het gejuich zo luid als in een voetbalstadion
bij een doelpunt van de thuisclub. De eerste helft van de jaren
'60 overheerste Quicksilver S de Nederlandse drafsport. Hij won
142 koersen: tot op de dag van vandaag het wereldrecord, althans
voor warmbloedige dravers. De Telegraaf publiceerde de dag na het
afscheid van de draver een artikel onder de kop "Gouden jaren
nu voorbij". .......
(voor het hele artikel over Jan Wagenaar, click hier
)
De hele carrièrebeschrijving en tientallen foto's van Quicksilver
S vindt u in de Hall of Fame op deze website (Zie Museum/Hall of
Fame). Click hier
|